Letselschade door gebrekkige draaideur: Een belastingadviseur gaat na een operatie weer aan het werk met een pin in zijn elleboog en een mitella. Bij het verlaten van een bespreking bij de Belastingdienst vergist de man zich in de draairichting van een draaideur en loopt hij tegen de deur aan waardoor de pin in zijn elleboog losschiet.
De belastingadviseur stelt de Belastingdienst (Staat) aansprakelijk voor zijn letselschade. De rechter beoordeelt of de draaideur(tourniquet) gebrekkig was en of er op de medewerkers van de Belastingdienst een verplichting rustte om de man te wijzen op een deur voor minder-validen.
Gebrekkige draaideur/tourniquet
Een (draai)deur is duurzaam aan een gebouw bevestigd en is daarom een opstal. De eigenaar van een opstal is aansprakelijk als het opstal gevaar veroorzaakt:
‘De achterliggende gedachte van artikel 6:174 BW is dat de eigenaar van een opstal ervoor moet zorgen dat deze opstal in goede staat verkeert en de gebruikers ervan niet in gevaar brengt.’
Beoordeling letselschade door gebrekkige draaideur
De rechter begint zijn oordeel met de vaststelling dat het slachtoffer naliet om aan te geven wat er mis is met de draaideur. De verplichting om bewijs te leveren, ligt bij het slachtoffer. Om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding moet het slachtoffer dus motiveren waarom het opstal gevaarlijk is en niet voldoet aan de eisen die we daaraan mogen stellen:
‘[eiser] heeft zich niet uitgelaten over de eisen waaraan de tourniquet moest voldoen. Alleen al hierom kan de rechtbank niet vaststellen dat de tourniquet gebrekkig was: de stelplicht en bewijslast rusten immers op [eiser].’
De rechter gaat nog wel in op de specifieke eigenschappen van de draaideur. De rechter oordeelt dat de draaideur niet gevaarlijk is. De ruimte in de draaideur is klein en de deur draait gevoelsmatig de verkeerde kant op, maar dit maakt de deur niet gevaarlijk. De belastingdienst was daarom ook niet verplicht de draairichting van de du eraan te geven. Bovendien neemt de rechter aan dat de deur niet eerder letselschade veroorzaakte. Het slachtoffer in deze zaak brak eerder zijn arm en stootte zijn arm daarna zeer ongelukkig tegen de deur. Over het algemeen zal een persoon die tegen een deur aanloopt echter niet of nauwelijks letsel oplopen. Ook dat maakt dat de draaideur niet gebrekkig is:
‘De tourniquet is smal, stokt regelmatig als hij ergens mee in aanraking komt en als iemand het beveiligde gedeelte van het pand wil verlaten, draait de tourniquet gevoelsmatig de verkeerde kant op. Een draaideur draait immers doorgaans linksom, terwijl de tourniquet voor “vertrekkende” bezoekers rechtsom draait. Dit alles maakt de tourniquet ongelukkig, maar niet gevaarlijk. De tourniquet draait slechts langzaam en is uitgerust met een beveiligingsmechanisme. Door dit mechanisme stopt de draaibeweging onmiddellijk, als de tourniquet weerstand krijgt (door aanraking met een persoon of een tas). De tourniquet draait dan eerst een stukje terug, om vervolgens langzaam verder te draaien.’
Wijzen op gebruik minder-valide-deur
Het slachtoffer voert aan dat de draaideur gebrekkig is, maar vindt ook dat de medewerkers van de Belastingdienst hem hadden moeten wijzen op de minder-valide-deur. De rechter overweegt dat dit wellicht fatsoenlijk was geweest. Daar staat tegenover dat de draaideur op zich niet gevaarlijk was. Ook niet met een arm in een mitella. Daarom ruste er geen verplichting op de medewerkers om de man te wijzen op de deur die bedoel was voor minder-valide personen:
‘De tourniquet was – als gezegd – niet gevaarlijk, ook niet voor mensen met een zichtbare kwetsuur of een breed postuur. De medewerkers van de Belastingdienst hebben dus niet onrechtmatig gehandeld door [eiser] niet te vragen of hij gebruik wilde maken van de minder-valide-deur.’
Geen proceskostenveroordeling
De ‘verliezer’ van een rechtszaak betaalt vaak (een deel van) de kosten van de tegenpartij. In dit geval ziet de rechter af van een proceskostenveroordeling. De wijze waarop de Belastingdienst met het slachtoffer is omgegaan, liet namelijk te wensen over. Het slachtoffer vroeg onder andere aan de Belastingdienst om een lijst van medewerkers die getuige waren van het incident. Door deze namen niet te verstrekken, kon het slachtoffer deze personen niet als getuige laten horen. Dit betekende dat het slachtoffer de kansen in een rechtszaak moeilijker kon inschatten. Het handelen van de Belastingdienst is daarom mede een oorzaak voor het starten van een procedure. De rechter laat de proceskostenveroordeling daarom achterwege:
‘[eiser] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Toch zal de rechtbank hem niet veroordelen in de proceskosten, omdat ook de Staat het nodige kan worden verweten. Allereerst heeft de reactie van de Staat direct na het incident te wensen overgelaten. Zo blijkt uit de verklaringen van de medewerkers van de Belastingdienst (die de Staat heeft overgelegd) dat zij [eiser] na het incident niet hebben opgevangen, maar hem hebben verweten dat hij niet zelf had gevraagd of hij de minder-valide-deur mocht gebruiken. Dat heeft verhoudingen geen goed gedaan. Ook heeft de Staat aansprakelijkheid van de hand gewezen omdat [eiser] aan de witte voetstappen op de grond had kunnen zien in welke richting de tourniquet draaide. Gebleken is echter dat die voetstappen er ten tijde van het incident nog niet waren. Tot slot heeft [eiser] de Staat gevraagd om de namen van de medewerkers van de Belastingdienst die getuige waren van het incident, zodat hij hen in een voorlopig getuigenverhoor kon (laten) horen over de toedracht van het incident. De Staat heeft aan dit verzoek niet voldaan. Daardoor is [eiser] niet in de gelegenheid geweest vooraf zijn proceskansen in te schatten. Om al deze redenen bepaalt de rechtbank dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.’
Gratis hulp bij letselschade
Bel naar 0800 – 44 55 000, stuur een e-mail naar info@hijink.com of vul het onderstaande contactformulier in.
Bron: www.rechtspraak.nl Rechtbank Den Haag 17 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14388