Aansprakelijkheid voor letselschade door waterski ongeluk op Maas

Hoger beroep Gerechtshof ’s-Hertogenbosch datum 23-05-2017. Tussen partijen is in geding de aansprakelijkheid voor letselschade door een waterski-ongeluk met ernstige verwondingen tot gevolg. Gestreden wordt over aansprakelijkheid voor letselschade, waardering getuigenbewijs, eigen schuld en sport- en spelsituatie.

Op 8 september 2009 hebben gedaagde de eisers uitgenodigd om te gaan waterskiën op de Maas met de boot van gedaagden. Gedaagde bestuurde de boot tijdens het waterskiën van eisers. Gedaagde maakte na een halve bocht nog een volle ronde met de boot. Tijdens deze volle ronde is eiser ten val gekomen en gewond geraakt. Eiser stelde middels de advocaat daarop gedaagde aansprakelijk voor letselschade en verwijt hem een onrechtmatige daad.

Bewijsopdracht in rechtbank over aansprakelijkheid voor letselschade

Omdat er bij de rechtbank onduidelijkheid bestaat over het ongeval en de verwondingen, krijgt de eiser de bewijsopdracht om aan te tonen dat hij het lichamelijke letsel heeft opgelopen omdat hij met zijn lichaam op of tegen de waterkant van de Maas is gekomen. De rechtbank Den Bosch acht eiser niet geslaagd in dit bewijs en wijst de aansprakelijkheid en schadeclaim af.

Hoger beroep hof ’s Hertogenbosch

De advocaat van het slachtoffer met letselschade stelt hoger beroep in bij het Gerechtshof in ’s Hertogenbosch. De eerste grief houdt in dat de rechtbank eiser ten onrechte heeft belast met de bewijsopdracht.
In de verdere grieven stelt de advocaat namens de gewonde waterskiër dat de rechtbank Den Bosch ten onrechte aansprakelijkheid heeft afgewezen en hij in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Verder stelt de advocaat dat de rechtbank Den Bosch ten onrechte een aantal bewijsmiddelen buiten beschouwing heeft gelaten of ondergewaardeerd.

Het standpunt in hoger beroep blijft dat gedaagde aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad. Hij heeft een  gevaarzettende situatie gecreëerd op het moment dat eiser waterskiede. Door met volle snelheid een dergelijke manoeuvre uit te voeren is het slachtoffer gekatapulteerd. Omdat de boot te dicht bij de oever voer, liep eiser de verwondingen en letsels op omdat hij tegen de stenen waterkant klapte.
Eiser raakte volledig arbeidsongeschikt en moest zijn bedrijfsactiviteiten staken.

Gedaagde betwist deze toedracht en aansprakelijkheid en stelt dat het incident voortkomt uit een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Hij stelt niet te snel te hebben gevaren, de bocht niet te scherp was en voldoende ver van de oever verwijderd te zijn gebleven. Ook stelt de advocaat van gedaagde dat het betrof een recreatieve sport en spelsituatie waarbij minder snel aansprakelijkheid moet worden aangenomen. Gedaagde verklaart dat eiser met letselschade de lijn losliet en zich in het water heeft laten vallen. Klaarblijkelijk is hij op iets hards onder water terecht gekomen waardoor hij de letselschade opliep.

De advocaat van gedaagde acht –als de rechter wel tot aansprakelijkheid concludeert- dat er sprake is van eigen schuld op grond van artikel 6:101 BW.

Waardering getuigenbewijs

In het procesdossier bevinden zich verschillende getuigenverklaringen. Hof Den Bosch neemt op grond van de stukken en verklaringen (bezien in onderlinge samenhang) aan dat de waterskier de verwondingen heeft opgelopen doordat hij met zijn lichaam tegen de waterkant van de Maas is geklapt.

Het Hof Den Bosch haalt hecht hierbij veel waarde aan het verklaarde door gedaagde aan zijn verzekeringstussenpersoon. De assurantietussenpersoon heeft als getuige verklaard dat gedaagde (bestuurder van de boot) vertelde dat de waterskier tegen de wal is geklapt.

Het hof acht het niet waarschijnlijk dat de assurantietussenpersoon het verkeerd heeft begrepen. Het verklaarde blijkt uit de schademelding van gedaagde na het ongeval aan zijn verzekeringstussenpersoon en schade aangifteformulier.

Het schadeaangifteformulier is door gedaagde ondertekent met de verklaring dat vragen en opgaven naar beste weten, juist en overeenkomstig de waarheid zijn ingevuld. Zo de toedracht van het ongeval niet juist was ingevuld, had gedaagde dit moeten herstellen en niet ondertekenen, althans dat kan van hem verwacht worden.

Hoewel de SAF geen dwingend bewijs oplevert, zoals aangevoerd door de advocaat van gedaagde, omdat er geen sprake is van een akte die bestemd is ten behoeve van eiser, die geen wederpartij in de zin van artikel 157 lid 2 Rv is, is het Schade aangifteformulier slechts een schriftelijk stuk waaraan in de onderhavige procedure vrije bewijskracht toekomt.

Als ondersteunend bewijs kunnen dienen de verklaringen van de toenmalig advocaat van gedaagde, verklaring van Ambulancezorg en de huisartsenbrief. Verder zijn er de getuigenverklaringen van de partner van gedaagde, de partner van het letselschade slachtoffer en eiser (artikel 164 lid 2 Rv en zoals uitgelegd door de Hoge Raad in zijn arrest van 31 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU7933, rov 4.5.2.)

Ook de verwondingen (verbrijzeld stuitje en afgescheurde grote bilspier) passen bij de verklaring dat eiser ruggelings tegen de stenige oever klapte. Veel minder aannemelijk is de verklaring dat dit letsel is veroorzaakt door een andere oorzaak zoals drijfhout of een voorwerp onder water.

Comparitie van partijen en schikking

Het hof ’s Hertogenbosch gelast nog een comparitie van partijen om te bezien of de advocaten van partijen tegenbewijs willen leveren, of er sprake is van een onrechtmatige daad in sport- en spelsituatie, of de advocaat gedaagde vasthoudt aan de gestelde eigen schuld en de mogelijkheid van het betalen van een schadevergoeding

Gezien het tijdsverloop gaat het hof Den Bosch uit van een medische eindtoestand, zodat het hof ook de schade, materiele en immateriële (smartengeld) in kaart wil brengen.
De schadevergoeding eisende partij moet daarbij in kaart brengen de schadeposten:

  • verlies arbeidsvermogen;
  • verlies zelfwerkzaamheid;
  • overige materiële schadeposten;
  • smartengeld.

De comparitie van partijen zal tevens worden benut om te bezien of een regeling in der minne tot de mogelijkheden behoort.

Advies bij aansprakelijkheid voor letselschade van een advocaat

Gezien het vonnis neemt het hof ’s Hertogenbosch aansprakelijkheid aan. Doorslaggevend zijn de getuigenverklaringen en de aard van de verwondingen. Bij de comparitie van partijen wil het hof beproeven of de advocaten mogelijkheden zien tot het treffen van een schikking, de hoogte van de schadevergoeding en een eventuele eigen schuld. In deze situatie zal het hof vermoedelijk rekening houden met de omstandigheden waarin gedaagde zich bevindt waarbij de toedracht (sport- en spel) maar ook het al dan niet aanwezig zijn van een schadeverzekering (lees draagkracht) een rol kan spelen.

Wilt u meer weten of advies over aansprakelijkheid voor letselschade in Den Bosch /  ’s Hertogenbosch. Bel onze gespecialiseerde advocaten op ons landelijk en gratis nummer 0800-44 55 000 of plaats een terugbelverzoek.

    Uw naam
    Uw telefoonnummer
    Uw e-mailadres

    Door: mr. O.A.M. Hijink, letselschade advocaat, LSA Nijmegen / ’s Hertogenbosch

    Bron: rechtspraak.nl hof ’s Hertogenbosch ECLI:NL:GHSHE:2017:2271

    Altijd de juiste overeenkomsten en documenten bij de hand?

    Bekijk onze database

    Schrijf u in voor onze nieuwsbrief
    HIJINK Advocaten